Pagina's

donderdag 1 maart 2012

Catechese in de school bij Maria (6)

Commentaar op de Ware Godsvrucht van Montfort (110 - 119)

We naderen de kern

‘Ware’ godsdienstigheid, zoals Montfort ze omschrijft, is een God-gerichtheid door God zelf bij de gelovige gewekt. Zij is immers de reactie van de mens op het aanbod van God, zijn verbond. Van het ingaan van de gelovige op dit aanbod, hangt af of het verbond krachtdadig is of niet. Een helder ja-woord uitspreken is een rariteit, zo stelt Montfort en hij voegt eraan toe dat Maria een kostbare hulp is die echter zelden maximaal wordt aangewend: “Slechts zelden treft men tegenwoordig zo iemand aan! Juist om te zorgen dat er voortaan meer dergelijke vereerders komen, ben ik begonnen op schrift te stellen wat ik in mijn missies jarenlang, zowel publiek als privé, met vrucht heb onderwezen” (110).

Een passage met veel emotie

Reeds veel heb ik over de allerheiligste Maagd gezegd en nog meer heb ik over haar te zeggen, maar oneindig veel meer zal ik binnen dit bestek, waarin ik een waarachtig Mariavereerder en een echte leerling van Jezus Christus wil vormen, onbesproken laten, ofwel uit onwetendheid, uit onbekwaamheid of uit tijdgebrek” (111). Hebt je het opgemerkt: vooreerst zegt Montfort dat woorden tekort schieten, en vervolgens drukt hij weer eens bondig zijn hoofddoel uit: ‘echte leerlingen van Jezus vormen’.
Wat zou mijn moeite goed besteed zijn, als dit bescheiden boekje terecht kwam in de handen van een welgeaard mens, geboren uit God en Maria… en als het hem, door de genade van de heilige Geest, duidelijk de verhevenheid zou openbaren en doen inzien van de ware en hecht gefundeerde devotie tot de allerheiligste Maagd die ik nu ga uiteenzetten!”  Is het je opgevallen, Montfort heeft het over een geboorte? Hij doet denken aan woorden van Jezus en de verbazing van Nicodemus: opnieuw geboren worden, hoe kan dat nu? Het gaat om niet minder dan een nieuw begin dat niet hij, maar de heilige Geest kan "openbaren en doen inzien."
Het gaat om iets fundamenteels. Montfort wordt echt emotioneel: “Als ik, haar geringste kind en slaaf, met mijn zondig bloed iets ertoe zou kunnen bijdragen om de waarheden die ik ter ere van mijn lieve moeder en oppermeesteres neerschrijf, in de harten te prenten, dan zou ik in plaats van inkt dat bloed gebruiken om deze letters te vormen…” (112).

De eigenaardige nummers 113-114

Meer dan ooit voel ik mij aangemoedigd om te geloven en te hopen al wat diep in mijn hart ligt gegrift en wat ik al sinds jaren van God afsmeek: dat de allerheiligste Maagd vroeg of laat meer kinderen, dienaren en slaven uit liefde zal hebben dan ooit, en dat hierdoor mijn beminde Meester Jezus Christus meer dan ooit in de harten zal heersen.”
“Ik voorzie het wel: razende dieren komen woedend aanstormen om met hun duivelse tanden dit bescheiden boekje en hem van wie de heilige Geest zich bediend heeft om het te schrijven, te verscheuren; of het tenminste in de donkere stilte van een kist te verstoppen om het onbekend te laten blijven. Zelfs de mannen en vrouwen die het lezen en in praktijk brengen, zullen ze bestoken en vervolgen. Maar wat zou het! Des te beter! Dit vooruitzicht vuurt mij aan, doet mij groot succes verwachten: een groot eskadron dappere, onverschrokken soldaten van Jezus en Maria, zowel mannen als vrouwen, die de wereld, de duivel en de bedorven natuur bestrijden in de hachelijke tijd die meer dan ooit op komst is”  (114). En hij eindigt met twee doordenkertjes uit de evangelies: “Wie het leest, laat hij het begrijpen.” “Wie het kan vatten, laat hij het vatten.”

Twee  kanttekeningen

Het verdwijnen van zijn geschrift in een koffer, de duivelse tanden die het boekje zullen verscheuren en de razernij waarmee de mannen en vrouwen zullen bestreden worden, de hachelijke tijd die op komst is, doen denken aan wat gebeurd is tijdens de Franse revolutie en het antiklerikaal geweld dat zich toen ook zwaar tegen de Montfortanen en de Dochters der Wijsheid heeft gekeerd en slachtoffers heeft geëist. Veiligheidshalve hadden zij alles wat belangrijk was in de grond verstopt om het later weer op te graven. Ondermeer dit handgeschreven boekje, slechts ontdekt in 1842, met vooraan en achteraan bladzijden afgescheurd. Het is opvallend dat de auteur midden in een doorlopende tekst het lot van zijn geschrift voorzag.

Zoals we al zeiden: de godsdienstigheid waar Montfort het over heeft betreft iets fundamenteels, maar er is nog iets merkwaardigs op een heel ander niveau. Montfort zet hier mannen en vrouwen op gelijke hoogte: “…een groot eskadron dappere, onverschrokken soldaten van Jezus en Maria, zowel mannen als vrouwen”. De zending die voortvloeit uit de doopgenade duldt geen onderscheid tussen man en vrouw. We zijn met Montfort in het begin  van de 18de eeuw, en hij duidt reeds een stevig theologisch fundament aan waarop elk lekenapostolaat steunt. Zijn boekje heeft vooral in de 20ste eeuw evangelisatiebewegingen tot stand gebracht waarin geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen. De meest bekende is het nu wereldwijde Legioen van Maria, rechtstreeks voortgesproten uit het boekje van Montfort, maar er zijn nog andere, zelfs religieuze instituten van mannen en vrouwen. Van zijn kant heeft Johannes Paulus II met het Totus Tuus van Montfort dit aspect van de godsdienstigheid met overtuiging de wereld door gedragen.

Opnieuw de draad opnemen

Na deze merkwaardige onderbreking neemt Montfort weer de draad van zijn uiteenzetting op. Hij citeert een reeks waardevolle devotiepraktijken en voegt eraan toe: er zijn er nog veel meer. Dan verwijst hij naar zijn kern van zijn betoog: de meest volmaakte praktijk doen kennen. Het klinkt pretentieus, maar geeft hier als verantwoording dat hij bijna alle boeken over deze materie gelezen heeft en zijn inzichten aan vooraanstaande geleerden heeft voorgelegd en getuigt: “Ik kan nu met nadruk verklaren: ik heb geen enkele vorm van godsvrucht tot de heilige Maagd leren kennen, die te vergelijken is met die ik nu ga uiteenzetten”.
De reden: “Geen enkele vraagt van een mens meer offers voor God, ontledigt hem meer van zichzelf en zijn eigenliefde, en bewaart hem getrouwer in de genade en de genade in hem; geen devotie verenigt iemand volmaakter en gemakkelijker met Jezus Christus; kortom geen verheerlijkt God meer, heiligt de mens meer en verschaft de naaste meer voordeel” (118).  Het is weer een van die volzinnen waarvan elk element verdient om erbij stil te staan.
De aanzet doet denken aan een passage bij Paulus waar hij het heeft over ware godsdienstigheid:  “Ik vermaan u bij Gods ontferming: wijd uzelf aan Hem toe als een levende, heilige offergave, Hem welgevallig.  Dat is de geestelijk eredienst die u past” (Rom 12,1).  In het tweede deel van die lange zin valt de drievoudige dimensie van ware godsdienstigheid op: God verheerlijken, persoonlijk geheiligd worden en uiterst nuttig worden (efficiënt) voor de medemens.

De man met ervaring spreekt

“Omdat het wezen van deze devotie bestaat in het innerlijk dat gevormd moet worden, zullen niet alle mensen er evenveel van begrijpen. Enigen - in feite de meesten - zullen bij de uiterlijke kant ervan blijven staan en het daarbij laten. Anderen - een kleine groep - zullen wel tot het innerlijke ervan doordringen, maar niet hoger dan één trap opklimmen. Wie zal de tweede bestijgen en wie de derde bereiken? Tenslotte: wie zal er bestendig vertoeven? Alleen hij, aan wie de geest van Jezus Christus dit geheim zal openbaren. Hij zelf zal de heel getrouwe mens erheen leiden om hem te doen voortgaan van deugd tot deugd, van genade tot genade en van licht tot licht. Zo komt hij tot de omvorming van zichzelf in Jezus Christus, tot de volle rijkdom van Zijn volwassenheid op aarde en van Zijn glorie in de hemel” (119).

Wie kan dat aan?

Heb je het opgemerkt? Montfort spreek over een ‘geheim’, een term die trouwens vaak opduikt in zijn geschriften en verwijst hiermee naar iets dat de meesten niet kennen en dat je bovendien niet op eigen krachten kunt verwerven; het wordt je meegedeeld, ‘door de geest van Jezus die je zal leiden’, zo voegt hij eraan toe. Een ander aspect is het gegeven dat het om een weg gaat die een volhouden vergt. En het hoogtepunt is de omvorming: je bereikt de volwassenheid van Christus, je wordt Gods ‘christen’ tussen de mensen. Je wordt nieuw geboren. Ware godsdienstigheid brengt tot gelijkvormigheid aan Jezus Christus en tot toegewijdheid aan zijn werk. Uiteindelijk gaat het om de bereidheid om zijn werk voortzetten in deze tijd. Merk weer het samenbrengen op van vertikalisme en horizontalisme, van genade en actie.

Paulus schreef aan de Romeinen over: “de geestelijke eredienst die u past.” Montfort gaat ons de volgende keer doen nadenken over de nauwe band tussen die eredienst, het doopsel en de doopbeloften. Dit komt goed van pas, want met Pasen wordt ons gevraagd om deze belofte te hernieuwen.

Frans Fabry

Geen opmerkingen:

Een reactie posten